Wat is stotteren?
Iedereen is soms wel eens onvloeiend: je kan niet op een woord komen, zegt enkele keren ‘euh’, herhaalt eens een woord of een deel van je zin. Dat zijn wat we noemen: normale onvloeiendheden.
Bij stotteren spreken we van een vloeiendheidsstoornis: de spreker ervaart
klank-/(deel-)woordherhalingen, verlengingen of blokkeringen van klanken in zijn/haar spreken. Dit gebeurt volledig onvrijwillig, en kan de ene dag veel voorkomen en de andere dag (bijna) niet. De persoon die stottert heeft er dus geen controle over en kan spreken bijgevolg als onaangenaam ervaren. Hierdoor kunnen bijbewegingen ontwikkelen of kan het spreken vermeden of uitgesteld worden. In de therapie gaan we op zoek naar manieren om van spreken (opnieuw) iets aangenaam te maken.
Zowel kinderen, jongeren als volwassenen komen in aanmerking voor stottertherapie. Algemeen geldt: zodra je een vermoeden van stotteren hebt, neem dan contact op met een stottertherapeut.
En dan is er nog die andere vloeiendheidsstoornis
Veel minder gekend dan stotteren, is de vloeiendheidsstoornis ‘broddelen’. Hierbij heeft de spreker geen controle over zijn/haar spreektempo. De meest opvallende kenmerken van broddelen kunnen zijn: een versneld of onregelmatig articulatietempo, verminderde spraakverstaanbaarheid en een hogere frequentie normale onvloeiendheden. Ook zien we dat de zins-/woordstructuren soms niet meer kloppen, wat het voor een luisteraar vaak moeilijk maakt de spreker zijn/haar verhaal te volgen.
Broddelen komt vaak voor in een mengvorm met stotteren. Er wordt dan aan allebei gewerkt in de therapie.
Therapeuten